jan 21 2009
Gezellig, gezelli, gezel
Het is maandagmorgen. Collega A vertelt over een feestje waar ze in het weekend is geweest. ‘En’, vraagt collega B, ‘was het gezel?’ Ik ken het woord ‘gezel’ wel, het betekent ‘makker’ of ‘reisgenot’. Maar in de vraag over het feestje was een afkorting voor ‘gezellig’, een variant op het vreselijke ‘gezelli’ die ik nog niet kende. Helemaal onverwacht kwam het woord niet uit de mond van collega B. Ze – uiteraard hebben we het hier over een zij – verraste eerder al eens met de vraag ‘welke kleur roze?’
Gezellig. Het schijnt een typisch Nederland begrip te zijn. Beetje burgerlijk. Kneuterig. Dat had tekstdichter en zanger Maarten van Roozendaal goed in de gaten toen hij zijn theaterprogramma ‘Aan gezelligheid ten onder’ noemde. Als hij ooit een reprise van het programma gaat spelen, moet hij het kennelijk omdopen tot ‘Aan gezelheid ten onder’, zo bedenk ik. Ondertussen is het verhaal over het feestje van collega A afgelopen. Ik was zo afgeleid dat ik totaal niet heb meegekregen of het nou gezel was of niet.
Tom
Tom! Leuk man, zo snel!, je Tim
Misschien is ‘geweld’ ook een moderne afkorting en heb ik het nieuws van de laatste tijd verkeerd begrepen. Dat zou geweld zijn.
Een vrouwelijke collega noemt men overigens een ‘collegaatje’. Dus in die context is ‘collega’ B ook een afkor.
De vraag: welke kleur roze? is een vrij legitieme vraag in bepaalde kringen.
Ik denk bijvoorbeeld aan pantyfabrikanten en kunstschilders.
In de kring van de laatstgenoemden barstte het overigens van de gezellen.
[…] ‘De vraag: welke kleur roze? is een vrij legitieme vraag in bepaalde kringen’, reageerde Jenneke onlangs op deze fraaie blog (naar aanleiding van dit bericht). Ik ben eens gaan nadenken welke kleuren roze ik ken. Ik kom op: […]